Afronden van de hulpverlening
Bij een reanimatie gaat alles heel snel. Het enige wat telt, is zo snel mogelijk hulp bieden in de hoop dat het slachtoffer het overleeft. Helaas loopt het niet altijd goed af. Als je hulp hebt geboden is het belangrijk dat je jezelf realiseert dat het nooit jouw schuld is dat het slachtoffer is overleden. Zonder jouw hulp had het slachtoffer het sowieso niet gered. Na een reanimatie waarbij vrijwilligers betrokken zijn, is het belangrijk dat er nazorg voor de burgerhulpverleners geregeld is als de burgerhulpverlener daar behoefte aan heeft.
Een reanimatie is een heftige ervaring. Na één tot drie kwartier keer je weer terug naar de situatie zoals die was voordat de noodoproep kwam. Wanneer je weer tot rust komt, is er ook ruimte voor je gedachten en gevoelens over de dingen die je hebt meegemaakt.
Omdat reanimeren over leven en dood gaat kunnen er naast positieve gedachten ook zorgelijke gedachten bij je opkomen. Het advies is om jouw gedachten en gevoelens te erkennen. Praat zo nodig/mogelijk met de andere aanwezige burgerhulpverleners en vraag om professionele nazorg als het nodig is.
Na het meemaken van een heftige gebeurtenis is het normaal om de volgende reacties te hebben: schuldgevoel omdat je meer had willen doen, twijfel of je het wel goed hebt gedaan, drukte in je hoofd, in gedachten steeds terug zijn bij de hulpverlening, spanningsklachten zoals hoofdpijn of maagpijn en angst of onzekerheid voor de volgende noodoproep.
Jezelf voorbereiden op een oproep
Veel vragen die het nazorgteam behandelt, houden verband met onwetendheid. De burgerhulpverleners die voor de eerste keer opgeroepen worden, beseffen niet waar ze in terecht gaan komen. Een goede training geeft een realistisch beeld van een echte reanimatiehulpverlening waardoor een echte reanimatie makkelijker wordt. Na die training weten burgerhulpverleners waar ze bij een echte reanimatiehulpverlening rekening mee moeten houden en welke bijdrage ze kunnen leveren. Ze zeggen zich meer zelfredzaam en zelfbewust te voelen. Maar de ene reanimatie is de andere niet...
Uitgangspunt voor psychische nazorg
De nazorg richt zich op de burgerhulpverleners die bij de reanimatie aanwezig waren. Dit zullen meestal de vrijwilligers uit de wijk zijn maar soms zijn er ook andere burgerhulpverleners of passanten aanwezig geweest bij de reanimatie.
Inwinnen informatie op de locatie
Dit gebeurt bij voorkeur door een aanwezig werkgroeplid of de burgerhulpverlener die (als vierde) op de inzetlocatie aanwezig is en ter herkenning het HartslagNu hesje draagt. Hij/zij legt vast:
- Datum van de reanimatie.
- Adres van de reanimatie.
- Wie waren er aanwezig, wie hebben gereanimeerd, wie hebben de AED gebracht etc.
- Is de AED ingezet en heeft hij geschokt.
- Was de reanimatie succesvol.
Eerste opvang op de locatie
Na een inzet vangen de (burger)hulpverleners elkaar buiten op en gaan eventueel samen iets drinken om na te praten.
Informeren van alle opgeroepen burgerhulpverleners
Binnen 24 uur na een inzet wordt een e-mail gezonden naar alle burgerhulpverleners. In deze mail wordt aangegeven dat er een HartslagNu oproep is uitgegaan en wordt gevraagd om aan te geven of men heeft gereageerd en of er behoefte is aan een evaluatie en nazorg. Tegelijk krijgen ook de leden van de werkgroep nazorg een bericht.
Evalueren met burgerhulpverleners
Binnen 24 tot 48 uur worden de burgerhulpverleners, die dit hebben aangegeven, uitgenodigd voor een gesprek met de werkgroep nazorg. Deze werkgroep is door de wijk zelf opgezet. Mocht dit (nog) niet het geval zijn dan kan EHV hierbij ondersteunen. Bij de evaluatie is altijd iemand van de werkgroep aanwezig. Na deze evaluatie kunnen vrijwilligers aangeven of zij nog behoeften hebben aan verdere nazorg.
Heb je na het lezen van deze informatie nog vragen? Kijk dan of je het antwoord kan vinden bij veelgestelde vragen.